Sergeant

Sparling, Lawson Frederick

Service nummer R/128162

Overleden 1943-06-26

Leeftijd 22

Royal Canadian Air Force



Sergeant Lawson Frederick Sparling

werd geboren op 5 oktober 1920 in Vanguard, Saskatchewan, Canada. Hij was de zoon van Russel Harvey Sparling en Jessie Elisabeth Turner uit Aylsham, Saskatchewan.


Medailles - Medals (foto: Harm Kuijper)

Na het doorlopen van de public school en Highschool begon Lawson aan een technische studie aan de universiteit van Saskatchewan. Maar kennelijk was dit geen goede keuze en brak hij de studie na vier maanden af. Tot hij op 4 september 1941 in dienst kwam volgde Lawson nog een jaar een studie aan het Business College. Tijdens zijn studies werkte hij bij een bezinepomp en was hij klerk en boekhouder.
Lawson Sparling werd bij zijn medische keuring omschreven als een gezonde jongeman. Hij had in 1938 zijn linker sleutelbeen gebroken, maar was hier goed van hersteld.
Wel was hij allergisch voor de Russische distel, maar zolang hij in het noorden van het land bleef of aan de kust was er niets aan de hand. Hij verklaarde ongeveer 8 sigaretten per dag te roken en zeer zelden alcohol te drinken. Als hobby’s had hij postzegels verzamelen en speelde hij baseball, softball en curling in zijn vrije tijd. Verder maakte hij een goede indruk, bezat hij een bovengemiddelde intelligentie, was goed gemanierd en mogelijk goed geschikt voor een officiersopleiding. 
Lawson gaf aan graag te willen vliegen. Aanvankelijk wilde hij piloot worden maar was zo geïnteresseerd in navigatie dat hij uiteindelijk besloot om de opleiding voor Observer te volgen. Hij kreeg zijn opleiding in RCAF Trenton en Mountain View, Ontario.
In oktober in 1942 vertrok sergeant Sparling naar het Verenigd Koninkrijk. Op 18 april 1943 werd hij toegevoegd aan het 106de squadron van de Royal Air Force en was hij gestationeerd op het R.A.F. vliegveld van Syerton, in het graafschap Nottinghampshire.


De bemanning van de Lancaster, met in het midden Lawson Sparling. (foto: Contact-PR)

Op 25 juni 1943 om 22:50 vertrok Lawson Sparling aan boord van de Lancaster R5572 dat met 472 andere vliegtuigen koers zette richting Gelsenkirchen, een industriestad in het Duitse Ruhrgebied. Lawson zat die dag in de geschutskoepel dat zich aan de bovenkant van de Lancaster bevond.
Boven Nederland werd het toestel onderschept door een Duitse nachtjager en stortte brandend neer. Voordat het op de grond kwam verloor het twee motoren. Ook wist men de bommen die nog aan boord waren tijdig af te werpen in open gebied.  Zes van de zeven bemanningsleden kwamen bij de crash om het leven. Alleen de piloot wist met zijn parachute tijdig het toestel te verlaten. 


De plek waar het vlietuig neerkwam - Klik om te vergroten

Lawson Frederick Sparling ligt samen met 5 andere bemanningsleden van Lancaster R5572 begraven op de algemene begraafplaats in Steenderen. 

l
De graven in Steenderen, het linkergraf is van Lawson Sparling. (foto: Harm Kuijper)


Bij de plek waar de Lancaster is neergekomen aan  Dollemansstraat in de Bakermark werd in 2013 een monument onthuld

 

In “de Zwerfsteen”,  het tijdschrift van de Historische vereniging Steenderen, verscheen in februari 2013 een artikel over de crash, geschreven door Marinus Harenberg.
 

"De ouderen onder ons kunnen het monotone gedreun van de overtrekkende eskaders bommenwerpers in een schier eindeloze stroom van vliegtuigen nog wel herinneren. Het zware geronk klonk allen die hunkerden naar de vrijheid als muziek in de oren, immers elke slag toegebracht aan het industriële hart van Duitsland, het Ruhrgebied zou het einde van de gruwelijke 2e wereldoorlog een stap dichterbij brengen. Maar menigeen had toen niet in de gaten dat er geweldige verliezen werden gelden door de Engelsen en door de Amerikanen die vooral overdag vlogen.
ln de nacht van 26 juni 1943 stegen 473 bommenwerpers in Engeland op met als doel Gelsenkirchen. Het nummer R5572 wat op de romp stond, vlak bij de staart, steeg op ca. 00.30 uur in Nottinghamshire wat ruim een uur later zou neerstorten in Baak. Er keerden 34 toestellen niet terug, met meer dan 200 bemanningsleden waarvan het grootste deel zou omkomen die nacht. Van de 34 toestellen zijn er 16 neergekomen in Nederland, 6 ervan kwamen in de Achterhoek neer tussen een en twee uur 's nachts, o.a. in Gorssel, Epse, Zieuwent, Aalten, Zevenaar en Baak.
Interessant is het de kerkhoven in deze plaatsen te bezoeken waar de slachtoffers begraven liggen.
Verder in de middag verloren de Amerikanen 20 bommenwerpers bij een aanval op Noord-west Duitsland, 275 bommenwerpers waren in Engeland opgestegen. De Duitse Luftvvaffe bleek achteraf 9 jachtvliegtuigen te hebben verloren.
De Engelse bommenwerpers hadden allemaal een 7-koppige bemanning aan boord. De Duitsers hadden een sterk verdedigingsapparaat, snelle jagers, en een goede communicatie onder elkaar.  Denk aan 2 radarsystemen bij de “Bloemendaal” en “Til”/ “Borriskamp” in Toldijk, de 2 voetstukken van beton staan er nog steeds, dat was voor die tijd een geweldige uitvinding. De geallieerden hadden deze uitvinding van de Duitsers eerst wel onderschat.
De installaties konden op 80 km de hoogte en de snelheid bepalen van de van de bommenwerpers die in aantocht waren. Kwam zo'n vliegtuig per ongeluk 's nachts terecht in een zoeklichtbundel terecht, dan was het voor de Duitse nachtjager een makkie. Later werd er door de geallieerden reepjes zilverpapier uit de vliegtuigen gestrooid, om zo de radarbeelden van de Duitsers te storen.

Aluminium stripjes
Dat was voor ons op de grond de andere morgen bij het zien en vinden van al die aluminium stripjes een raadsel. Het was 's nachts 26 juni om 1.30 uur toen ze me bruut wakker maakten, ze riepen “de Tommies komen er weer aan", er was altijd wel wat te zien in de lucht. Als 12 jarige jongen vond ik het een avontuur en zag toen nog praktisch geen gevaar lk sprong uit bed, toen nog een beddekast en trok snel wat kleren aan, het kon soms lang duren en koud zijn. Toen ik buiten kwam merkte ik dat het prachtig weer was, licht bewolkt, bijna geen wind en een aangename temperatuur de beide knechten, waarvan één onderduiker, waren ook al buiten. Vader en moeder bleven zo'n beetje tussen de buitendeur en de slaapkamer heen en weer lopen. Ze hielden de wacht voor mijn zusjes en reageerden steeds op wat er buiten gebeurde. Het was weer net als altijd, de zoeklichten stonden weer met tientallen te stralen in de lucht, het leken net planken, "Planken te koop” zeiden de mensen hier dan. Want soms kruisten de lichtbundels elkaar in de lucht en leek het op afstand net een stel planken. “De eerste formatie is er al overheen” zeiden de knechten, in de richting van Hengelo Gld zakte het geronk zachtjes weg.
Stil werd het niet
Stil werd het echter niet, want vanuit Westelijke richting begon het gebrom van vliegtuigen weer aan te zwellen, het was een apart monotoon gedreun. Soms werd het eentonige gebrom verstoord door een lichter geluid. Dat waren de Duitse jagers die om de formatie heenvlogen, ze beschoten de bommenwerpers zodra die in het licht van de zoeklichten kwamen. Dan ratelden de mitrailleurs in de lucht, en af en toe hoorden we op de grond luchtafvveergeschut bulderen. Het uit het westen opkomende geronk komt langzaam maar zeker dichterbij. De eersten waren al boven ons toen in het Westen een lichtvlekje zichtbaar werd. Al snel werd ons duidelijk dat dit een brandend vliegtuig was. Oei jongens dit wordt gevaarlijk, het komt precies deze kant op werd er geroepen. De lichtvlek kwam spookachtig, soms iets achter een wolk op ons af. Duidelijk zijn nu de op hol geslagen motoren te horen. Plotseling een lichtflits op de grond richting Steenderen en ca 10 seconden later gevolgd door een zware explosie, later bleek dat het vliegtuig een bom had verloren, of afgeworpen. Het vliegtuig begon te slingeren en verloor hoogte. Het was een angstaanjagend geluid van de in doodstrijd krijsende motoren van de aanstormende machine die als een toorts de nachtelijke hemel verlichtte. Waar zal het neervallen? We liepen naar links en even naar rechts om zo het brandende gevaarte te ontwijken. Het toestel was bijna boven ons toen het weer een grote bocht naar rechts maakte, snel hoogte verloor achter de huizen verdween en daar met een doffe klap op de grond neerstortte. Een grote felle vuurgloed steeg op naar de hemel, verstard en verschrikt keken we naar de vuurzee. Zou er nog een explosie volgen van de bommen die het vliegtuig met zich meedroeg? Of zouden die na een poosje uit elkaar springen als ze te heet werden door het vuur? Hoe zal het met de mensen gaan van wie het vliegtuig was neergevallen? Zouden er nog mensen in gezeten hebben of zouden ze er uit gesprongen zijn? Deze vragen speelden ons allemaal door het hoofd toen we daar lagen en toekeken en nog niet precies konden bepalen waar het vliegtuig lag omdat het achter de huizen was verdwenen. De beide knechten wilden er al naar toe lopen, maar dat wilde vader Spekkink niet hebben. “Hierblijven” riep hij “Veel te gevaarlijk". Je mocht 's nachts niet buiten komen, en overal waren de Duitsers.

Prooi
Het moet ongeveer boven de Posbank zijn geweest dat een Duitse jager vanuit de dekking van de lichte bewolking zich een prooi uitzocht in de voortvliegend RAF bommenwerpers. De bommenwerpers zelf waren zwaar bewapend, ze hadden o.a. 3 zware mitrailleurs aan boord, een in de staart met schutten een in de koepel en een in de neus. Helaas konden ze de jagers in het donker niet van zich afhouden. En zo werd de 7 koppige bemanning van de Lancaster met kogels doorzeefd. Het ontredderde vliegtuig zwenkte brandend uit de groep en boog af naar de IJssel richting Steenderen waar de bewoners werden opgeschrikt door de gierende motoren (propellers afgeschoten en ontregeld) van de naderbij stormende machine die als een spook de nachtelijke hemel verlichte. Verschrikkelijk moet het drama zijn geweest dat zich enkele minuten na de beschieting afspeelde in de snel hoogte verliezende Lancaster Het is niet bekend of alle zeven leden van de bemanning nog in leven waren voor het brandende vliegtuig neerstortte. Vermoedelijk waren de meesten reeds dood of zwaar gewond. Het vliegtuig vloog nog vrij hoog toen het getroffen werd en zou de bemanning nog gelegenheid hebben gehad om hun tot ondergang gedoemde vliegtuig per parachute te verlaten. Piloot Davidson was de enige van wie we met zekerheid weten dat hij nog in leven was. Vertwijfeld, misschien in een laatste poging om nog iets te redden dropte hij de bommenlast in het laag gelegen moeras en weidegebied van het “Vreegat” tussen Steenderen en Rha waarna hij zich met zijn valscherm in veiligheid bracht door op het laatste nippertje uit het vliegtuig te springen. Wat zich precies heeft afgespeeld, zullen we nooit met zekerheid achterhalen, want de Canadees E.W Davidson is inmiddels overleden in 1988 in Canada. Hij is na de sprong in Duitse handen gevallen en is toen in het kamp Mühlberg aan de Elbe met vele andere geallieerde piloten opgesloten geweest.
De felle flits en ca. 10 seconden later een zware knal, alles richting Steenderen die we voor het neerstorten van de bommenwerper zagen en hoorden bleek de bewuste gedropte bom te zijn geweest. Het was een grote “Cookie” bom van 4000 kg die daar neerviel in het moerassige weiland c.a. 250 mtr ten westen van de boerderij “De Vree” bewoond door de fam. Piet van de Water tussen Steenderen en Rha, en 300 mtr N.O. van de boerderij “De watermolen” bewoond door de fam. Roordink, later Jan en Leike Uenk.
Het weiland was van de heer Markvoort uit Zwolle. Wij, van de “Brandsenberg” uit Baak, fam. Willem Spekkink en Harenberg waren toen de pachters van de grond en hadden daar 15 pinken en koeien lopen, ze hadden geen schrammetje opgelopen. De bom viel in de hoek van de wei tegen de dijk van de Grote Beek. Het gat was wel 10 mtr breed en 3 mtr diep. De explosie was zo hevig, dat de prachtige witte boerderij “De Vree” helemaal onder de modder kwam. Ruiten en deuren waren kapot, maar de degelijke en ouderwetse bouwwijze van de gebinten en de muren deed de oude boerderij de explosie overleven. Gelukkig hadden de bewoners tijdig een veilig heenkomen gezocht in de kelder waar de L.B.O. uit Steenderen de bewoners ongedeerd aantrof.

Crashplaats
Voor dat de lancaster neerviel verloor het nog 2 van zijn 4 motoren, 400 en 800 mtr van de chrash plaats. Toen ik voor het eerst van achter de “Bosmiete” van bakker Jansen van De Blauwe Hemel het wrak zag liggen had ik me daar nog een vliegtuig bij voorgesteld, maar het was een grote, smeulende schroothoop waarbij geen vliegtuig meer te ontdekken viel. 's Maandags naar school, was het beeld nog hetzelfde maar het vuur was bijna uit, en het knetterde ook niet meer van de munitie wat het toestel meevoer voor de afweer “s Middags uit school wilden we even met 4 a 5 jongens “Mica” glas gaan zoeken bij het toestel. Van Mica glas een soort helder kunststof waren de ruiten van de Lancaster een voorloper van plastic glas. We hadden op school gehoord dat je van dat 4 a 5 mm dikke glas mooie ringen voor om je vingers kon maken. We hadden geluk, geen Duitser te zien, we kropen onder de afrasteringsdraad door want het vliegtuig lag een meter of 10 van de weg af. We wilden de eerste scherven oprapen toen we een Duitse soldaat vanachter de houtmijt zagen springen en die schreeuwde “Weg” “Weg” “Raus”, toen schoot hij een paar maal in de lucht. En bang dat we waren, we renden helemaal de verkeerde op en hebben wel anderhalve kilometer omgelopen om bij huis te komen. Direct na de oorlog zijn er nog schroothandelaren uit Zutphen geweest en hebben de rest wat nog in de grond zat meegenomen" 

 

Sergeant Lawson Frederick Sparling

was born on October 5, 1920 in Vanguard, Saskatchewan, Canada. He was the son of Russel Harvey Sparling and Jessie Elisabeth Turner of Aylsham, Saskatchewan.


Medailles - Medals (foto: Harm Kuijper)

After graduating from public school and high school, Lawson began engineering studies at the University of Saskatchewan. But apparently this was not a good choice and he stopped the study after four months. Until he entered service on September 4, 1941, Lawson attended Business College for another year. During his studies he worked as a filling station attendant and as a clerk and bookkeeper.
Lawson Sparling was described at his medical examination as a healthy young man. He had broken his left collarbone in 1938, but had recovered well.
He was allergic to the Russian thistle, but as long as he stayed in the north of the country or on the coast there was no problem. He stated that he smoked about 8 cigarettes a day and drank alcohol very rarely. His hobbies included collecting stamps and playing baseball, softball and curling in his spare time. Furthermore, he made a good impression, possessed above average intelligence, was well mannered and possibly well suited for officer training.
Lawson indicated that he would like to fly. He initially wanted to become a pilot but was so interested in navigation that he eventually decided to switch to Observer training.
He received his training at RCAF Trenton and Mountain View, Ontario.
In October 1942, Sergeant Sparling left for the United Kingdom. On 18 April 1943 he was attached to the 106th squadron of the Royal Air Force and was stationed at the R.A.F. airport at Syerton, Nottinghampshire.


The crew members of Lancaster R5572 with Lawson Sparling in the centre.

At 22:50 on 25 June 1943, Lawson Sparling took off aboard the Lancaster R5572, which headed for Gelsenkirchen, an industrial city in Germany's Ruhr area, with 472 other aircraft. Over the Netherlands, the aircraft was intercepted by a German night fighter and crashed in flames. Before it touched down it lost two engines. The crew also managed to drop the bombs that were still on board in an open area in time. Six of the seven crew members died in the crash. Only the pilot managed to leave the aircraft in time with his parachute.


The crash site in the Bakermark - Baakschemark (click to enlarge)


Lawson Frederick Sparling (far left) is buried with 5 other crew members of Lancaster R5572 in the general cemetery in Steenderen.


In 2013 a monument was unveiled at the spot where the Lancaster crashed at the Dollemansstraat in the Bakermark.