Private

Valley, Lionel

Service nummer G/2003

Overleden 1945-04-07

Leeftijd 19

The North Shore (New Brunswick) Regiment



 Joseph Albert Lionel Valley

werd geboren op 19 september 1925 in Bathurst, Gloucester County, New Brunswick als zoon van George Albert Valley (Vallée) en Frances Valley (geboren Jones). George was negentien en Frances was achttien toen ze trouwden, en beiden kwamen uit Bathurst. Twee jaar later stierf George en werd Lionel geadopteerd door zijn grootouders Frank en Mary Jones.
Lionel groeide op en ging naar school in South Bathurst. Hij sprak zowel Engels als Frans en speelde graag honkbal en hield van naar de bioscoop en jagen. Uit gegevens blijkt dat Lionel in 1939 op vijftienjarige leeftijd van school ging en als timmerman voor zijn grootvader Frank werkte.
In november 1941 werd Lionel opgeroepen voor het Canadese leger onder de Natural Resources Mobilization Act die in 1940 van kracht werd. Gedurende deze tijd trainde hij bij het North Shore (New Brunswick) Regiment 2nd Battalion. Op 8 september 1943 veranderde Lionel zijn status en nam hij dienst bij Fredericton voor actieve dienst waar hij maar nodig was. Hij was nog maar zeventien jaar.
Lionel werd geplaatst bij de Royal Canadian Engineers (RCE), constructie-eenheid en werd naar het Canadian Engineer Training Centre, Camp 5 in Petawawa, ON gestuurd. Hier voltooide hij zowel de basis- als de geavanceerde opleiding. In een evaluatie in juni 1944 wordt Lionel Valley als volgt beschreven: “Hij leert snel, vooral mechanische kennis, en lijkt een vasthoudend geheugen te hebben. Valley is scherp alert, praat snel en intelligent”. Vanwege zijn mechanische aanleg en interesse in voertuigen verzocht Lionel om overplaatsing naar het Canadian Armoured Corps (CAC). Het verzoek werd ingewilligd en hij werd in juli 1944 overgeplaatst. Lionel trainde vervolgens gedurende de zomer en herfst in Camp Borden in Ontario en kwalificeerde zich als chauffeur, klasse III voor voertuigen op wielen.
In november 1944 zeilde Lionel naar het Verenigd Koninkrijk. Om redenen die niet in zijn gegevens staan werd Lionel al snel overgeplaatst naar een reserve-eenheid van de infanterie. De Canadese infanterie had de afgelopen vijf maanden van gevechten zware verliezen geleden en in november werd premier Mackenzie King gedwongen de dienstplicht aan te passen met verplichte overzeese dienst. In februari 1945 werd Lionel met het Canadian Infantry Corps (CIC) over het Kanaal overgeplaatst naar Noordwest-Europa. Op 28 maart 1945 werd Pte Valley geplaatst bij het North Shore (New Brunswick) Regiment.
In de nacht van 25 op 26 maart was de NS(NB)R de Rijn overgestoken. De Canadezen waren verder Duitsland ingetrokken en de NS(NB)R vocht mee in de gevechten bij Emmerich en Hoch Elten. Waarschijnlijk heeft  Pte Lionel Valley in deze veldslagen meteen meegevochten.

Begin april trokken de Canadezen naar het noorden, staken de grens over naar Nederland en kregen de opdracht om alle door Duitsland bezette gebieden te veroveren en de Nederlanders te bevrijden.
De NS(NB)R en het Régiment de la Chaudière kregen nu de opdracht om de Nederlandse stad Zutphen op de oostelijke oever van de IJssel in te nemen. Zutphen is een vrij grote oude stad en bevat vanuit het verleden verdedigingsgrachten en bevindt zich aan de monding van de rivier de Berkel in de IJssel. Al deze wateren vormden natuurlijke verdedigingsbarrières en alle bruggen over de kanalen waren vernietigd door de Duitsers. De grond was in sommige gebieden te zacht voor tanks en daarom werd besloten dat aanval zou plaatsvinden met vlammenwerpende carriers (WASP's). Ter voorbereiding van de aanval vuurde de geallieerde artillerie granaten van vijfentwintig pond af op de stad, en de verschanste Duitsers reageerden met artillerie vanaf de westkant van de rivier de IJssel.
Op 5 april om 20.00 uur hadden de NS(NB)R en Chaudières drie kilometer ten oosten van Zutphen in hun startpositie en de volgende ochtend om 5.30 uur begon de aanval. De Chaudières leidden de aanval naar het westen langs Voosterallee naar het hart van de stad. North Shore B- en D-compagnieën rukten aan hun rechterkant op via een spoorlijn en A & C-compagnieën volgden op de linkerflank van de Chaudière. North Shore B en D Compagnies stuitten al snel op zwaar mitrailleurvuur en sluipschutters die hun voortgang stopten. Er ontstonden hevige gevechten, waaronder man-tegen-mangevechten, en als gevolg daarvan trokken de B- en D-compagnieën zich terug. A & C-compagnieën hadden echter meer succes en bereikten de oostelijke rand van de stad.


Soldaten van het North Shore Regiment steken te voet de restanten van de brug over.

Op zaterdag 7 april leidden North Shore A en C Company nu de aanval. Ze trokken verder de stad in langs de Deventerweg, maar werden aan de rand van een gracht tegengehouden door een opgeblazen brug. Het Carrier Platoon, onder bevel van Sergeant Ray Savoy, was echter in staat om drie carriers (kleine rupsvoertuigen) met machinegeweren en vlammenwerpers over de verzonken brug en dichter bij de vijandelijke verdediging te krijgen. Na een korte verkenningstocht van de omgeving klom Sgt. Ray Savoy in zijn carrier en reed met volle snelheid de verdedigde straten in. De carrier spuwde vuur terwijl Browning-machinegeweren op bijna alles schoten dat bewoog. Savoye draaide toen rond op het kruispunt van de Nieuwstad en de overweg en zette het hoekhuis waarin de vijand verscholen zat in volle vlam. Terwijl de bemanning van Savoye voor dekking zorgde, herhaalden sergeant Glendenning en sergeant Howatt dezelfde actie met hun eigen carriers.
Historicus Will Bird schreef dat Pte Lionel Valley in de eerste carrier zat met de bemanning van Sgt Savoy en tijdens deze aanval werd gedood. Hij was negentien jaar oud en dit was zijn elfde dag in de frontlinie. Na de oorlog werd de opgeblazen brug herbouwd en kreeg de naam “Canadezenbrug”.


Het hoekhuis bij de spoorwegovergang dat door de aanval met de carriers in brand werd gezet voor- en na de brand

Door de uitschakeling van het hoekhuis op de kruising kon men de spoorwegovergang naar het industrieterrein oversteken en werden posities rond de magazijnen en het emplacement voor de nacht ingenomen. De Chaudières drongen de zuidwestelijke hoek van de stad binnen.
De volgende ochtend was het zondag 8 april. Tanks en Crocodiles (vlammen werpende tanks) waren gearriveerd en leidden nu een aanval in noordwestelijke richting over de spoorlijn naar de vrachtemplacementen. Al snel bleek echter dat de extra vuurkracht niet nodig was. Veel Duitsers waren vertrokken. Sluipschutters bleven echter actief, maar tegen de tijd dat op 8 april de duisternis inviel, was Zutphen tot aan de IJssel gezuiverd en hadden veel Duitsers zich overgegeven.

De dood van Pte Joseph Albert Lionel Valley werd formeel gemeld door dominee. R. M. Hickey. Jaren later schreef Hickey in zijn boek The Scarlet Dawn: "Ik begroef meer dan twintig mannen in Zutphen en de meesten van hen waren gedood door Duitse sluipschutters. De volgende ochtend ging ik voor in een Mis voor de mannen in de overblijfselen van een schoolgebouw in Zutphen (school A – de later Jan Ligthartschool- hk) ... en de mannen die naar voren kwamen voor de Heilige Communie, in elk oorlogsmoe gezicht kon ik mijn eigen dierbaarste hoop lezen, de hoop dat het einde nabij was."
Voor zijn dienst aan Canada werd Pte. Joseph Albert Lionel Valley bekroond met de volgende medailles; 1939-45 Star, France & Germany Star, Oorlogsmedaille 1939 -1945, en Canadese Vrijwilligersmedaille met Sluiting.

Pte Lionel Valley werd oorspronkelijk begraven in het dorp Almen ten westen van Zutphen. In 1946 werd zijn lichaam overgebracht naar de Canadese Oorlogsbegraafplaats Holten, perceel I.H. 10. Holten ligt ongeveer dertig kilometer ten noordoosten van Zutphen.

Deze biografie werd geschreven met hulp van Bruce Morton uit Barrie, Ontario, Canada.

Joseph Albert Lionel Valley was born September 19, 1925, in Bathurst, Gloucester County, New Brunswick the son of George Albert Valley (Vallée) and Frances Valley (née Jones). George was nineteen and Frances was eighteen at the time they were married, and both were from Bathurst. Two years later George died and Lionel was adopted by his grandparents Frank and Mary Jones.
Lionel grew up and attended school in South Bathurst. He could speak both English and French and liked to play baseball, go to the movies, and hunt. Records show that Lionel left school in 1939 at age fifteen and worked as a carpenter for his grandfather Frank.
In November 1941 Lionel was drafted into the Canadian Army under the Natural Resources Mobilization Act which came into effect in 1940. During this time, he trained with the North Shore (New Brunswick) Regiment 2nd Battalion. On September 8, 1943, Lionel changed his status and enlisted at Fredericton for active service wherever he was needed. He was still only seventeen years of age. 
Lionel was placed with the Royal Canadian Engineers (RCE), construction unit and sent to the Canadian Engineer Training Centre, Camp 5 at Petawawa, ON. Here he completed both basic and advanced training. In an assessment in June 1944 Lionel Valley is described as follows: “He learns quickly, especially mechanical knowledge, and seems to have retentive memory. Valley has a keen alert manner, talks rapidly and intelligently”. Because of his mechanical aptitude and interest in vehicles, Lionel requested a transfer to the Canadian Armoured Corps (CAC). The request was granted and he was transferred in July 1944. Lionel then trained through the summer and fall at Camp Bordon in Ontario and qualified as a Driver, Class III of wheeled vehicles.
In November 1944 Lionel sailed for the United Kingdom. For reasons not listed in his records, Lionel was soon transferred to an infantry reserve unit. The Canadian infantry had suffered heavy casualties in the previous five months of fighting and in November Prime Minister Mackenzie King was forced to implement conscription with mandatory overseas service.  In February 1945 Lionel was transferred across the English Channel to Northwest Europe with the Canadian Infantry Corps (CIC). On March 28, 1945, Pte Valley was placed with the North Shore (New Brunswick) Regiment.
On the night of March 25/26, the NS(NB)R had crossed the Rhine River. The Canadians had moved further into Germany and the NS(NB)R fought in the battles at Emmerich and Hoch Elten. Arriving when he did Pte Lionel Valley would have fought in these battles.
In early April the Canadians pushed north, crossed the border back into the Netherlands, and were ordered to capture all German-held regions and liberate the Dutch. 
The NS(NB)R and the Régiment de la Chaudière were now given the task of capturing the Dutch town of Zutphen on the east bank of the Ijssel River. Zutphen is a fairly large town, and the river is partially diverted through a series of canals mainly on the south and the east sides of the city. These created natural defense barriers and all bridges over the canals had been destroyed. The ground was too soft in some areas for tanks, and the attack would proceed with flame-throwing carriers (WASPs). In preparation for the attack, the Allied artillery fired twenty-five-pound shells into the town, and the entrenched Germans responded with artillery from the west side of the IJssel River.  
At 8 pm on April 5, the NS(NB)R and Chaudières were in their start position three kilometers east of Zutphen and the attack commenced at 5:30 am the following morning. The Chaudières led the attack advancing west along Voosterallee Rd. into the heart of the town. North Shore B and D Companies advanced on their right via a rail line and A & C Companies followed on the Chaudière’s left flank. North Shore B and D Companies soon encountered heavy machine-gun fire and snipers that halted their progress. Fierce fighting developed, including hand-to-hand combat and as a result, B and D Companies withdrew. A & C Companies were more successful however and made it to the eastern edge of the town where they relieved the Chaudières,


Soldiers of the North Shore Regiment cross the remains of the bridge on foot.

On Saturday, April 7, North Shore A and C Companies now led the attack. They moved further into the town along the Deventerweg (road) but were stopped at the edge of a canal by a sunken bridge. The Carrier Platoon, however, under the command of Sgt Ray Savoy was able to get three troop carriers with machine guns and flamethrowers across the sunken bridge and closer to the enemy defenses. After a short reconnaissance tour of the site, Sgt. Ray Savoy climbed into his carrier and drove full speed into the defended streets. The carrier shot flame into every door and window while Browning machine guns fired at almost anything that moved. Savoy then wheeled around in an intersection and applied full flame to the enemy position. Now while Savoy’s crew provided covering fire, Sgt Glendenning and Sgt Howatt repeated the exercise with their own carriers. 
Historian Will Bird wrote that Pte Lionel Valley was in the first carrier with Sgt Savoy’s crew and was killed during this attack. He was nineteen years of age and this was his eleventh day on the front line. After the war, the sunken bridge was rebuilt and named the Canadians' Bridge.


The house on the corner at the railroad crossing that was set on fire by the carrier attack before -and after the fire

With these strongpoints eliminated A Company and C company moved in and secured positions around the warehouses and rail yard for the night. The Chaudières also pushed into the southwest corner of the city.
The next morning was Sunday, April 8. Tanks and flame-throwing Crocodiles had arrived and now led an attack northwest across the rail line into the freight yards. It was quickly apparent, however, that the extra firepower was unnecessary. Many of the Germans had moved out. Snipers however remained active, but by the time darkness fell on April 8, Zutphen was cleared right through to the Ijssel River and many Germans had surrendered. 

The death of Pte Joseph Albert Lionel Valley was formally reported by Rev. R. M. Hickey. Years later in his book The Scarlet Dawn Hickey wrote “I buried over twenty men at Zutphen and most of them had been picked off by German snipers… Next morning, I said Mass for the men in the remains of a schoolhouse in Zutphen… and as men came up to Holy Communion, in each war weary face, I could read my own fondest hope, the hope that the end was near." 
For his service to Canada, Pte. Joseph Albert Lionel Valley was awarded the following medals; 1939-45 Star, France & Germany Star, War Medal 1939 -1945, and Canadian Volunteer Service Medal with Clasp.

Pte Lionel Valley was originally buried in the village of Almen to the west of Zutphen. In 1946 his body was relocated to the Holten Canadian War Cemetery, Plot I. H. 10. Holten is about thirty kilometers northeast of Zutphen.

This biography was written with the assistance of Bruce Morton of Barrie, Ontario, Canada.